Verantwoorden of deelgenoot maken?

Naar aanleiding van twee indringende en inspirerende bijeenkomsten met de stuurgroep van het project Leefplezierplan op locatie in juni 2021, schreef projectleider Annet van Harten deze reflectie voor de nieuwsbrief Leefplezier voor de ouderenzorg. Centraal stond de vraag hoe we omgaan met de druk om kwaliteit te verantwoorden vanuit wettelijke kaders, vooral wanneer die knellen en schuren met het streven naar persoonsgerichte zorg en het werken met het Leefplezierplan. Annet: “Mensen deelgenoot maken en open de dialoog aangaan, gaan hand in hand bij het inzicht krijgen in of er goede zorg verleend is. Doel is hierbij niet primair verantwoording afleggen, maar anderen actief betrekken bij het creëren van goede zorg. Daarmee wint een locatie vertrouwen en creëert zij partners en meedenkers.”

Sinds juni 2019 werkt Leyden Academy met Stichting Azora en Zorggroep Elde Maasduinen aan het project Leefplezierplan op locatie, in samenwerking met de zorgkantoren van Menzis en VGZ. We onderzoeken hoe een gehele zorglocatie kan werken volgens het leefplezier-gedachtegoed, wat dit oplevert en welke barrières je mogelijk tegenkomt. Een belangrijke rol is in dit project weggelegd voor de stuurgroep [zie kader], met daarin vertegenwoordigers vanuit instanties die betrokken zijn bij de inrichting van de verantwoording van de kwaliteit van de zorg, zoals de zorgkantoren, de inspectie en het Ministerie van VWS. De stuurgroep buigt zich over vragen als: in hoeverre zit de verantwoordingsinformatie die wordt gevraagd vanuit het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, het werken volgens de Leefplezierplan-benadering op de locaties in de weg? En als dat zo is, kunnen we daar iets aan doen? Eenvoudige vragen, waar een hele denkwereld en historie achter schuilgaan.

Kwaliteitskader en leefplezier
De ouderenzorgorganisaties hebben al veel bereikt in het verleggen van de focus op fysieke zorg, naar het leefplezier, welbevinden en thuisgevoel van bewoners. Die verschuiving heeft volgens Stichting Azora en Zorggroep Elde Maasduinen plaatsgevonden ondanks de verantwoordingsplichten zoals zij die ervaren vanuit het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Zij ervaren die plichten als belastend omdat het verzamelen van de vereiste informatie veel tijd kost en omdat die inspanning door de zorgverleners als weinig zinvol wordt ervaren. Want wie kan er wat mee, en wie doet er wat mee? Bovendien gaat er volgens de zorgorganisaties een verkeerd signaal vanuit, namelijk: we willen controleren of jullie zorg voldoet aan de kwaliteitsnorm en zo niet, dan willen we daar sancties op kunnen zetten. De verleiding ligt dan op de loer om vooral te voldoen aan de normatieve, voor iedereen gelijke, indicatoren in plaats van zelf te blijven nadenken en de vraag te blijven stellen: “Wat is in deze situatie, voor deze persoon goede zorg?”

Kwaliteit is meervoudig en contextgebonden
Elke organisatie en zelfs locatie heeft haar eigen sterke punten: zoals veel saamhorigheid en contact, veel privacy, een nieuwe, mooie en grote persoonlijke ruimte, veel gezamenlijke voorzieningen, lekker eten en drinken, veel activiteiten, veel ruimte voor naasten, veel aandacht voor fysieke veiligheid, aparte afdelingen voor bewoners van gelijke identiteit (qua afkomst, levensovertuiging, opleiding, beroep of seksuele geaardheid), om maar wat voorbeelden te noemen. Gelukkig maar, want zo is er voor elk wat wils. Maar een dergelijke variëteit staat op gespannen voet met een uniform kader – gelijk voor iedereen. En op microniveau kunnen er ook nog verschillende ideeën bestaan bij bewoner, familielid, verzorgende of zorgkantoor over wat het goede is om te doen in de specifieke situatie van die ene cliënt. Dit maakt kwaliteit ook ongrijpbaar: het is subjectief, altijd afhankelijk van de context, en laat zich niet altijd ‘tellen’ of normeren.

Kwaliteitskader als overgangsdocument
Kwaliteit is dus meervoudig en laat zich niet zomaar vangen in cijfers en afvinklijstjes. En toch is ooit in gezamenlijkheid besloten om allerlei normatieve informatie te verzamelen. Waarom eigenlijk? Hier helpt enige historisch context. Verpleeghuizen zijn ooit ontstaan als plekken voor vanuit het ziekenhuis verplaatste zorg en hebben van daaruit de gewoontes van de ziekenhuiszorg meegenomen. Als je het huidige Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg vergelijkt met de verplichte indicatoren voor ziekenhuizen, dan worden er nog maar heel weinig indicatoren uitgevraagd en zijn er dus al grote stappen gezet. Maar vergeleken met de gehandicaptenzorg, die een meer agogische ontstaansgeschiedenis heeft, zijn het er nog steeds méér dan waarschijnlijk nodig en wenselijk is. Het Kwaliteitskader kan dan ook worden beschouwd als een overgangsdocument naar een andere zienswijze, waarin (nog) minder nadruk ligt op tellen en verantwoorden en meer op vertellen en verantwoordelijkheid op lokaal niveau.

‘Ruimtevrees’
Tegelijkertijd is er aan de kant van de zorgorganisaties sprake van ‘ruimtevrees’. Zij hebben veel meer ruimte om de verantwoordingslast te beperken, dan ze in de praktijk benutten. Die ruimte opzoeken, vraagt moed van bestuurders: moed om de onzekerheid te verdragen dat de inspectie of het zorgkantoor misschien een tik op de vingers geeft of financiële kortingen oplegt. De vraag is hoe de informatievragende partijen hierin meer comfort kunnen bieden. Een vergelijkbaar mechanisme zien we overigens binnen de hiërarchie van de eigen organisatie, waarin interne regels en verantwoording ontstaan en medewerkers ruimtevrees ervaren. Steeds opnieuw moeten zij zichzelf de vragen stellen: “Waarom moet dat eigenlijk? Van wie moet dat? En wat zou er gebeuren er als we het niet doen?”

Deelgenoot maken en dialoog aangaan
Interessant genoeg zien wij dat zorgorganisaties heel veel informatie delen die niet verplicht is, maar die ze wel zinvol vinden. Ze doen dit bijvoorbeeld door foto’s en verhalen te delen met familie en omwonenden, door nieuwsbrieven te versturen en informatieavonden te organiseren. Of door het zorgkantoor uit te nodigen om locaties te bezoeken en kennis te nemen van mooie resultaten op projecten, nieuwbouw en innovaties. Maar informatie wordt ook onbedoeld gedeeld doordat betrokkenen ter plekke zien hoe het personeel met elkaar omgaat, wat het voorzieningenniveau is, in welke staat het gebouw en de tuin verkeren, en doordat naasten ervaren dat zij betrokken worden bij de zorg. Dergelijke informatie helpt om cliënten, naasten, bestuurders en toezichthouders deelgenoot te maken van de goede zorg die op de locaties verleend wordt. Daarmee weet een ieder wat hij of zij vanuit de eigen rol kan doen om die zorg goed te houden, aan te passen aan veranderende omstandigheden en waar mogelijk nog verder te verbeteren. Het aangaan van een dialoog over wat je waarneemt, heeft hierbij een belangrijke meerwaarde. Informatie moet immers worden geduid en juist door met verschillende partijen in gesprek te gaan over wat je waarneemt, ontstaat zicht op de meervoudigheid en het ongrijpbare karakter van kwaliteit. Mensen deelgenoot maken en open de dialoog aangaan, gaan dan ook hand in hand bij het inzicht krijgen in of er goede zorg verleend is. Doel is hierbij dus niet primair verantwoording afleggen (normerend en sanctionerend), maar anderen actief betrekken bij het creëren van goede zorg. Daarmee wint een locatie vertrouwen en creëert zij partners en meedenkers.

Neem voor meer informatie contact op met Annet van Harten.

 

In de stuurgroep van het project Leefplezierplan op locatie zijn vertegenwoordigd:

  • Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
  • Leyden Academy on Vitality and Ageing
  • Menzis Zorgkantoor
  • Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
  • Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
  • Stichting Azora
  • VGZ Zorgkantoor
  • Zorggroep Elde Maasduinen
  • Zorginstituut Nederland (ZIN)