In elke kwartaalnieuwsbrief van Leyden Academy introduceren we één van onze wetenschappelijke stafleden aan de hand van een actueel onderzoek of nieuwsfeit. In deze editie vertelt Elena Bendien onder meer over haar onderzoek naar ‘ageism’, de discriminatie van ouderen.
Elena, je komt oorspronkelijk uit Rusland. Kun je vertellen hoe je in Nederland bent beland?
“Ik werk als sociaal en cultureel gerontoloog, maar in het begin van mijn loopbaan was ik universitair docent Russische taalkunde. Mijn eerste promotie vond plaats aan de Russische universiteit in mijn geboortestad Rostov aan de Don, een van de grote zuidelijke steden van Rusland. Ik ontmoette daar mijn Nederlandse echtgenoot, die voor de Europese Bank werkte. In 1999 kwamen we naar Nederland, ik was toen hoogzwanger van onze zoon, die inmiddels 21 is. Vanaf 2002 begon ik met eenvoudig werk op de Universiteit voor Humanistiek, vooral om de taal te leren dacht ik toen, maar professor Letiche zag dat ik met mijn PhD meer in mijn mars had. Hij bracht me in contact met Hans Becker, bestuurder van stichting Humanitas in Rotterdam. Zo is mijn belangstelling voor het werk met en voor ouderen gewekt. In 2005 werd ik uitgenodigd om een promotieonderzoek te doen naar de betekenis van herinneringsprocessen voor oudere mensen. Het onderzoek ging over het Herinneringsmuseum van Humanitas. Het ophalen van herinneringen gaat vaak op verhalende wijze. Zo kwam mijn liefde voor narratief onderzoek in mijn werk als gerontoloog goed van pas.”
Wat vind je het mooiste aan het onderzoek doen met en voor ouderen?
“Het werken met oudere mensen was voor mij nieuw, maar het gaf me veel voldoening en inspiratie. Als kwalitatief onderzoeker ga je voornamelijk in gesprek met mensen, door middel van een interview, dialoog of participatief actieonderzoek. Zelfs als je etnografisch onderzoek doet en aan het observeren bent, word je bij de gesprekken met ouderen betrokken. In de loop van de zestien jaar dat ik dit werk doe, zijn het honderden gesprekken geweest, en elk gesprek was uniek, elke persoon heeft mij met vertrouwen in haar of zijn verhaal meegenomen. Ik moest vaak lachen en ook huilen met mijn gesprekspartners, die voor mij ervaringsdeskundigen waren en bij wie ik me soms een leerling voelde.”
Wat zijn jouw onderzoeksthema’s bij Leyden Academy?
“Binnen de Leyden Academy voel ik me op mijn plaats, in een team van bevlogen collega’s. De thema’s waaraan ik werk zijn maatschappelijk zeer relevant: ageism, de levensloop, participatief actieonderzoek en gender-vraagstukken rond het ouder worden. Binnen het thema ‘ageism’ richt ik mij momenteel op een uitdagend en nog weinig onderzocht onderwerp: de relatie tussen de begrippen age-friendly en self-ageism. De vraag die mij in dit onderzoek drijft, is waarom men het vaak over ‘age-friendly cities’ of buurten heeft, maar nooit over hoe we ouderenvriendelijk voor onszelf kunnen zijn. Self-ageism (negatieve beelden over het ouder worden bij ouderen zelf) heeft, in mijn ogen, veel te maken met het feit dat we in onze maatschappij het ouder worden vooral met aftakeling associëren en de ouderdom willen bestrijden. Hoe kun je ouderenvriendelijk zijn als je zelf het ouder worden vooraf al ontkent? Aan de hand van de uitstekende interviews met ouderen die mijn collega’s tijdens de coronacrisis hebben gehouden, verricht ik de secondaire analyse van de data, om antwoorden op deze vragen te vinden. Daarnaast werk ik samen met collega Danielle Swart aan het creëren van een denktank van oudere deskundigen op het gebied van journalistiek en media, om in gesprek te gaan over de (zelf-)beeldvorming van ouderen in Nederland en om creatieve manieren te vinden om dit proces te beïnvloeden. Dit onderdeel willen we als participatief actieonderzoek uitvoeren, zodat onze gesprekspartners als co-onderzoekers kunnen optreden en het eigenaarschap van dit project met ons delen.”
Zijn er nog onderwerpen waar meer aandacht voor moet komen?
“Binnen de Leyden Academy wil ik graag meer onderzoek doen op het snijvlak tussen gender en het ouder worden. Wanneer ik over gender praat bedoel ik zowel oudere mannen als vrouwen, al heb ik een persoonlijke passie voor een verhaal van een oudere vrouw. In de afgelopen twee jaar was ik betrokken bij het ontwikkelen van een methodologisch instrument voor de intersectionele analyse van kwalitatieve data in AmsterdamUMC-VUmc, dat heel behulpzaam kan zijn bij het onderzoek naar gender en ageing. In het kader van mijn onderzoek ben ik lid van de ILC Global Alliance werkgroep ‘Women & Ageing’. Als leden van deze groep, waarin vertegenwoordigers uit diverse landen wereldwijd samenwerken, namen we in de afgelopen week deel aan de 65e editie van de Commission on the Status of Women van de Verenigde Naties. De gesprekken die daar zijn gevoerd, vertalen we naar onderzoeksdoelen die we in de komende jaren willen bereiken. Mijn eerste indrukken kan ik als volgt samenvatten: vrouwen worden als groep disproportioneel hard door de coronacrisis getroffen, geweld tegen vrouwen staat hoog op de agenda van diverse nationale overheden, er is veel aandacht voor de leiderschapspositie van vrouwen in de wereld. Tegelijkertijd is er weinig aandacht voor oudere vrouwen, als heterogene groep met uiteenlopende behoeftes. Ik vind dat daar verandering in moet komen en daar wil ik in de komende jaren hard aan werken.”
Kun je de positie van ouderen in Rusland vergelijken met die van Nederlandse ouderen?
“Als ik terugkijk op mijn jaren in Rusland, dan lijkt me dat een onmogelijke opgave. Niet alleen omdat de ouderenzorg zoals we die in Nederland kennen, in Rusland gewoon niet bestaat. De vergelijking is vooral moeilijk omdat de culturele context in beide landen zo verschillend is. De zelfredzaamheid van ouderen in Rusland komt niet door de voorzieningen van het sociale systeem, ook al zijn de pensioenen er in de afgelopen jaren aanzienlijk omhoog gegaan. In Rusland draait het om doorzettingsvermogen, de wil om te leven en de familierelaties. In 2014 heb ik in Rusland een reeks interviews gedaan met Russische veteranen uit de Tweede Wereldoorlog. Deze interviews zijn een poëtisch verslag geworden van het ongelofelijk harde leven dat deze mensen met een bescheiden glimlach en trots met mij deelden. Poëtisch omdat ze, zonder dat ik ze dit gevraagd heb, tijdens het interview allemaal gedichten gingen voorlezen of zelfs hebben gezongen. Het is mijn opdracht aan mezelf om hier nog over te gaan schrijven.”
Komt de Russische taalkunde je ten slotte nog wel eens van pas?
“Van taalkunde heb ik geleerd om gestructureerd te denken en onderzoek te doen. De Russische literatuur opende voor mij de wereld van de mens. De relationele complexiteit die elke persoon in zich draagt, heb ik mezelf vanuit mijn tienerjaren eigen gemaakt met de romans die we op school lazen. Ik voel me bevoorrecht dat ik schrijvers als Poesjkin, Tolstoj en Tsjechov in de originele versies kan lezen. Daar komt mijn liefde vandaan voor de verhalende manier van onderzoek doen en resultaten presenteren. Dat laatste maakt het me soms moeilijk om te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. De reviewers van deze artikelen zien immers liever geen metaforen en bijvoeglijke naamwoorden in een academische tekst. Jammer, want een goed spraakbeeld is soms veel zinnen waard.”