oorlogservaringen

Stichting Joods Maatschappelijk Werk, Stichting Pelita en het Nederlands Veteraneninstituut (voorheen stichting de Basis), drie organisaties die samen veel kennis bezitten over contextgebonden zorg en welzijn, hebben een onderzoek geïnitieerd dat de wensen en behoeften van de naoorlogse generatie in kaart brengt. In samenwerking met Leyden Academy is met steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van september 2020 tot juni 2021 een verkennend kwalitatief onderzoek uitgevoerd.

In het onderzoek naar de hulpvragen en behoeften van de tweede generatie oorlogsgetroffenen, is naar antwoorden gezocht op vragen als: waar bestaan deze hulpvragen uit? Wat maakt deze hulpvragen specifiek? En hoe zou een passend aanbod eruit zien? De antwoorden zijn gezocht door middel van een literatuurstudie, dossieronderzoek, drie focusgroepen (met experts, vertegenwoordigers van de naoorlogse generatie en medewerkers van de betrokken organisaties) en interviews met cliënten van de organisaties. De bevindingen geven aan dat veel van de vragen voortkomen uit behoefte aan herkenning en erkenning. Veel van de kwesties waar de tweede generatie oorlogsgetroffenen vragen over hebben of mee worstelen, gaan over identiteit: mag ik bestaan? Doet mijn leed ertoe? Waartoe behoor ik? Waar liggen mijn wortels? Bekijk hier de belangrijkste bevindingen en het onderzoeksrapport ‘Vragen onder de naoorlogse generatie’.

Het rapport is aangeboden bij het Ministerie van VWS en heeft geresulteerd in het ondertekenen van een convenant tussen de betrokken partijen. We denken dat het een belangrijke erkenning en eerste stap is voor mensen uit de naoorlogse generatie. In een vervolgproject werken we aan podcasts die ingaan op de oorlogservaringen en hoe deze doorwerken in het dagelijkse leven van de oorlogsgetroffenen en de generaties na hen.

Neem voor meer informatie contact op met Jolanda Lindenberg.

Kwalitatief onderzoek ouderen en corona

Kwalitatief onderzoek ouderen en corona

De uitbraak van het coronavirus en de maatregelen die worden getroffen om de verspreiding te beperken, raken ook (zo niet vooral) ouderen. Ondanks dat er regelmatig over ouderen wordt gesproken in de media, zijn ouderen zelf nog relatief weinig aan het woord. Ouderen worden beschreven als ‘kwetsbaar’, ‘eigenwijs’ of ‘eenzaam’. Maar hoe ervaren zij deze tijd eigenlijk zelf? Om dit te onderzoeken, hielden we in maart-april en oktober 2020 diepte-interviews met ouderen over de impact van de coronamaatregelen op hun leven, hun sociale contacten en vitaliteit. In het eerste onderzoek in het voorjaar zijn 59 senioren geïnterviewd, waarbij we hebben gestreefd naar een zo divers mogelijke afspiegeling qua leeftijd en achtergrond. In het vervolgonderzoek in oktober, aan het begin van de tweede coronagolf, zijn 15 deelnemers opnieuw geïnterviewd. Ten slotte hebben we een media-analyse uitgevoerd om te onderzoeken hoe er in de eerste coronagolf over ouderen is geschreven en hoe dit de beeldvorming heeft beïnvloed.

Ouderen in de eerste coronagolf (maart-april 2020)
Op 18 juni 2020 hebben we de uitkomsten van dit kwalitatieve onderzoek gedeeld via een persbericht op basis waarvan De Telegraaf op 27 juni het artikel ‘Aan ouderen wordt niets gevraagd’ publiceerde. De resultaten zijn ook toegankelijk gemaakt in een uitgebreide publiekssamenvatting en een korte animatievideo. Bekijk ook de toelichting van dr. Jolanda Lindenberg op het onderzoek in de webinar ‘Beleving ouderen in corona’ op 29 juni 2020 of beluister het interview met onderzoeker Miriam Verhage in de podcast Wijzijnnico. De onderzoekers schreven in augustus 2020 de blog It takes two to tango voor The Association for Anthropology and Gerontology, and the Life Course (AAGE). De uitkomsten zijn ten slotte verwerkt in het artikel Coping of Older Adults in Times of Covid-19: Considerations of Temporality Among Dutch Older Adults dat in januari 2021 verscheen in wetenschappelijk tijdschrift Journals of Gerontology Series B: Social Sciences.

Ouderen in de tweede coronagolf (oktober 2020)
Aan het begin van de tweede coronagolf hebben we 15 deelnemers aan het eerste onderzoek opnieuw geïnterviewd. We stelden vast dat sommige ouderen erin slaagden om een nieuwe balans te vinden tussen aanvaardbare risico’s nemen en betekenisvolle activiteiten hervatten, maar dat anderen zich juist verder afzonderden. De grootste verandering die de onderzoekers zagen tussen de eerste en tweede coronagolf, is de afnemende solidariteit in de samenleving die de ouderen zorgen baart. Op 25 maart 2021 deelden we de uitkomsten van dit vervolgonderzoek in een persbericht en hebben we de uitkomsten beschreven in een publiekssamenvatting. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bracht in kaart hoe het gaat met thuiswonende ouderen, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van ons kwalitatieve onderzoek. Op de website van het RIVM vindt u de eerste (februari 2021) en tweede rapportage (juni 2021).

Media-analyse ouderen in coronatijd
Hoe is er over ouderen geschreven in de media tijdens de coronacrisis? En hoe heeft deze berichtgeving de beeldvorming van ouderen beïnvloed? We analyseerden 1.145 artikelen uit de periode januari-juni 2020 (van de eerste berichten over corona tot en met de nasleep van de ‘intelligente lockdown’) uit de vijf meest gelezen landelijke dagbladen. Door middel van een uitgebreide media-analyse willen we bijdragen aan de kennis over de beeldvorming van ouderen in coronatijd en belichten we kwesties van kwetsbaarheid en (intergenerationele) solidariteit door het sentiment en de stereotypen rond ouderen te onderzoeken.

Bekijk ook de Zembla-uitzending ‘Oud, maar geen dor hout’ van 20 mei 2021, waarin diverse ouderen aan het woord komen over hun ervaringen in coronatijd en de beeldvorming in de media.

Meer weten over dit onderzoek? Neem contact op met Jolanda Lindenberg.

Ervaringen in de praktijk

Het project ‘Ervaringen in de praktijk’ vond plaats binnen drie zorgorganisaties die ook deelnamen aan de eerste pilot Leefplezierplan voor de zorg: ActiVite, RespectZorg en Topaz. We ontdekten in het pilot-project hoe belangrijk de reflectie op ervaringen is voor het denken over en het bevorderen van kwaliteit van zorg. Door positieve en negatieve ervaringen over gebeurtenissen in de zorg vast te leggen, met elkaar te delen en er samen lessen uit te trekken, kunnen we de ervaren kwaliteit van zorg in kaart brengen. Bij deze ervaringen gaat het vaak om kleine persoonlijke gebeurtenissen die mensen raken.

Doel van het project ‘Ervaringen in de praktijk’ is te ontdekken hoe organisaties in hun kwaliteitsdenken ruimte kunnen maken voor de ervaringen van zorgverleners, bewoners en belangrijke anderen. En om samen met medewerkers zorg en welzijn een proces op te zetten waarbij zij ervaringen delen in hun dagelijkse zorgpraktijk en daar vervolgens ook naar handelen. Samen met de drie locaties van ActiVite, RespectZorg en Topaz hebben we sinds het najaar van 2018 verschillende manieren gevonden om te werken met ervaringen. Hieronder vindt u een samenvatting van de resultaten.

Het belang van ervaringen
Allereerst de basisvraag: wat zijn ervaringen en waarom zijn ze belangrijk in de ouderenzorg? Om deze vraag te beantwoorden, zetten we eerst uiteen op welke twee manieren gekeken kan worden naar ‘goede zorg’, en hoe dit verantwoord kan worden.

Het normatieve kader
In de zorg kan tot een zekere hoogte informatie gemeten worden. Zo kunnen er cijfers bijgehouden worden van algemeenheden die voor iedereen van toepassing zijn. Zoals veiligheid (incidenten of risico’s), hygiëne (vuil en bacteriën) of biologie (werking van het lichaam). Het is duidelijk dat cijfers de dagelijkse realiteit in de zorg maar deels kunnen beschrijven. Ze zeggen vooral iets over algemene zaken en zorgen voor een bepaalde uniformiteit: iedereen krijgt dezelfde zorg. Om dit te waarborgen, zijn er protocollen en richtlijnen ontwikkeld waar toezichthouders op controleren. Dit geheel van meten in algemeenheden noemen we ook wel het normatieve kader. Dit kader is vaak overheersend in de zorg, ook omdat organisaties daar vaak streng op worden gecontroleerd door de toezichthouders.

Het normatieve kader heeft veel opgeleverd, maar het heeft ook een schaduwzijde. Wanneer er veel naar het algemene en de groep gekeken wordt, is er automatisch minder ruimte voor het individu. Je hoort hier dan ook een tegenreactie op. Mensen zeggen: ‘ik voel me een nummer, word ik wel gezien?’. Het normatieve kader wist eigenlijk iedere vorm van persoonlijke identiteit uit met daarmee het feit dat mensen verschillend van elkaar (willen) zijn. Dit stelt de zorg voor een uitdaging: hoe kan deze persoonlijke stem weer terugkomen in de zorg? Hoe kan er weer ruimte gemaakt worden voor diversiteit onder bewoners, de uniekheid van elk individu en voor creativiteit van medewerkers om af te wijken van richtlijnen en protocollen?

Het narratieve kader
In het Leefplezierplan hebben we daarom het narratieve kader geïntroduceerd. Ieders dagen zijn een optelsom van gebeurtenissen (ervaringen). Deze zijn voor iedereen uniek. Wanneer ze met anderen gedeeld worden, ontstaat er een vertelde ervaring van deze gebeurtenis. We geven er woorden aan, passen het aan, interpreteren het en geven er betekenis aan. Door de ervaring te delen, vormen ook anderen zich een beeld. Het is daarmee fundamenteel verbonden met onze identiteit: wie wil ik zijn, wie was ik, hoe wil ik dat anderen mij zien? Ervaringen zijn altijd uniek, ze passen bij die personen en bij dat moment. Het narratieve kader is fundamenteel anders dan het normatieve kader, waar elk subjectief aandeel zo klein mogelijk wordt gehouden.

Door aandacht te geven aan ervaringen wordt er automatisch aandacht gegeven aan het persoonlijke. Ze zeggen iets over hoe bijvoorbeeld een bewoner of een medewerker de zorg ervaart en daarmee de ervaren kwaliteit van zorg. Daarnaast kan de ervaring alleen bestaan wanneer een ander daar aandacht aan besteedt. Het legt daarmee de focus op de relatie en reflectie. Ervaringen van anderen helpen ons nadenken over onze eigen gebeurtenissen. Daarmee is er een duidelijke toegevoegde waarde in het gebruiken van ervaringen: het brengt de mate van persoonsgerichte zorg in kaart en het stimuleert ons om aandacht te geven aan iemands leefplezier. Het delen van ervaringen wordt daarom in het Leefplezierplan de ‘motor van leefplezier’ genoemd. Wat betekent dit voor de zorgpraktijk op afdelingsniveau?

Meerwaarde van het delen van ervaringen
Het delen van ervaringen lijkt op twee manieren een meerwaarde te geven. Ten eerste kunnen medewerkers via ervaringen aan anderen laten zien wat hun bijdrage is aan leefplezier (verantwoording). Zo vertelde een zorgmedewerker: “We hebben vanmiddag samen naar het WK vrouwenvoetbal gekeken. Daar hoorde natuurlijk ook een lekker drankje en bitterballen bij.” De uitdaging hierbij is dat leefplezier en positief welbevinden zich een stuk lastiger laten meten en vastleggen dan regels en protocollen.

Ten tweede kunnen medewerkers door ervaringen met elkaar te bespreken van elkaar leren. Zo deelde een zorgmedewerker het volgende voorbeeld: “Mevrouw heeft moeite om uit bed te komen. Als ik een muziekje opzet dan gaat het voor haar een stuk makkelijker.” Ook hierin zit een uitdaging. Vergadermomenten zoals overdracht, MDO of teamvergadering zijn vaak taakgericht en minder ervaringsgericht.

De meerwaarde van het delen van ervaringen op afdelingsniveau lijkt daarmee vooral te liggen in het elkaar inspireren en van elkaar leren. Hoe gaan de zorgpraktijken van Activite, Respectzorg en Topaz daarmee om?

Praktijkvoorbeelden vastleggen, delen en bespreken van ervaringen
Ruimte vinden voor ervaringen in de dagelijkse zorgpraktijk is niet altijd makkelijk. De belangrijkste momenten dat er informatie wordt vastgelegd en gedeeld – bijvoorbeeld in het ECD, tijdens de overdracht of in de teamvergaderingen –  zijn grotendeels normatief. Het ECD vraagt vooral om algemene informatie, de overdracht is taakgericht en de teamvergaderingen worden doorgaans gestuurd door een agenda. De medewerkers van de drie organisaties en hun teamleiders hebben met begeleiding van Leyden Academy nagedacht over wat voor hun de beste manier was om met ervaringen aan de slag te gaan. Welke ervaringen vinden we belangrijk? Wanneer en met wie kunnen we deze delen? Dit maakt dat er een grote diversiteit is ontstaan in de uitvoering.

Ervaringen kunnen zowel in beeld (foto’s) als in tekst (rapportage in het ECD) worden gebruikt. Foto’s worden vooral gebruikt wanneer het (positieve) ervaringen rondom leefplezier betreft. In het ECD worden ook negatieve ervaringen vastgelegd met als doel om met elkaar te blijven leren. We noemen hier enkele voorbeelden van het vastleggen, delen en bespreken van ervaringen:

  • In een van de organisaties bestond sterk de behoefte om ervaringen via beeld vast te leggen. Zo werd er een fotoworkshop georganiseerd waarin fotografen de zorgverleners leerden hoe ze goede foto’s kunnen maken van alledaagse ervaringen. Er werden tips gegeven om bijvoorbeeld op ooghoogte te fotograferen, dicht bij het licht te staan en te kijken naar de compositie. De bewoners genoten van de extra aandacht en bij sommigen kwam een waar fotomodel naar boven. De foto’s waren erg mooi geworden dus er werd nagedacht over hoe deze te delen. Intussen hangen de gemaakte foto’s ingelijst door het hele huis. Ook is er een fotoprinter aangeschaft zodat zorgverleners in de toekomst ervaringen kunnen blijven afdrukken. Het bespreken van de ervaringen gebeurt voornamelijk door middel van de fotolijsten. Wanneer bijvoorbeeld familieleden langslopen en vragen naar de ervaring.
  • In een andere organisatie is besloten een afdelingstelefoon aan te schaffen. Wanneer een medewerker een mooie ervaring spot, kan deze vastgelegd worden via de camera van de telefoon waarna deze via Whatsapp gedeeld wordt met de contactpersoon. Bijvoorbeeld het visje die een zorgverlener samen met een bewoner is gaan halen bij de lokale visboer. Hier komen mooie reacties op binnen van vrienden en familie waardoor het gesprek op gang komt over leefplezier.
  • De derde organisatie heeft een ervaringenmuur gemaakt in de woning. Mooie ervaringen worden vastgelegd via foto of tekst en vervolgens gedeeld via deze muur. Bij binnenkomst is deze gelijk zichtbaar dus het is een mooi gespreksinstrument tussen zorgverlener, belangrijke andere en bewoner.

Deze voorbeelden laten zien dat het gebruik van foto’s een goede manier is om aan anderen te laten zien hoe er binnen de locatie wordt gewerkt aan leefplezier. Dit inspireert dan weer om nog meer te werken aan leefplezier, daarom ook de uitspraak van ervaringen als ‘motor voor leefplezier’.

Ook hebben twee van de drie organisaties het ECD zodanig aangepast dat er ruimte is om ervaringen vast te leggen in de rapportage. Zo is er terug te lezen: “Bewoner houdt enorm van Rummikub dus we hebben een spelletje gespeeld vandaag, ze heeft ervan genoten”. Een collega heeft deze ervaring gelezen en de bewoner gelinkt met een andere bewoner die toevallig ook van Rummikub houdt. Door deze ervaring te delen wordt de bewoners benaderd op zijn of haar leefplezier. De mogelijkheid om ervaringen op te schrijven in het ECD stimuleert medewerkers om meer naar leefplezier van de bewoner te kijken.

Wat betreft het bespreken van ervaringen hebben we zien gebeuren dat teamleiders en medewerkers het als toegevoegde waarde zien om hiervoor tijd in te ruimen in de teamvergaderingen. Dit draagt bij aan een meer centrale rol voor reflectie en de aandacht van leefplezier binnen de dagelijkse zorg. Zo bespreekt een van de organisaties in het eerste half uur van de vergadering belangrijke ervaringen van de afgelopen periode. Positief, bijvoorbeeld dat een nieuwe medewerker zich zo welkom voelde op de afdeling. Maar ook negatief, bijvoorbeeld dat een bewoner zich buitengesloten voelde toen een groepje zorgverleners in een hoekje van de woonkamer koffie ging drinken. Juist in dit gesprek zit een lerend vermogen en het is daarmee heel waardevol. In overdrachtsmomenten kan het delen van ervaringen op een eenvoudige manier worden gestimuleerd door een vraag te stellen als: ‘wat heb je meegemaakt vandaag?’ te stellen. Dit doet ook een van de organisaties via een LEAN bord.

Deze voorbeelden laten zien dat er veel manieren mogelijk zijn om ervaringen vast te leggen, te delen en te bespreken. Hierdoor kunnen medewerkers hun bijdrage aan iemands leefplezier laten zien, zoals in de voorbeelden van de fotolijsten, de ervaringenmuur en WhatsApp. Hiermee kunnen anderen geïnspireerd worden en zich een beeld vormen van het leven in huis, in het geval van foto’s is dat vaak positief. Het delen van foto’s zorgt in de meeste gevallen voor waardering, een meerwaarde die gelijk voelbaar is voor de zorgverlener. Dit motiveert om vaker ervaringen van leefplezier te delen. Daarnaast laten de resultaten zien dat medewerkers van elkaars ervaringen kunnen leren. Dit is te zien in de voorbeelden van de overdracht bij het LEAN bord of tijdens de teamvergadering. Door ervaringen in groepsverband te bespreken, ontstaat er ruimte voor reflectie, zodat men zich kan blijven aanpassen aan de steeds veranderende werk- en zorgcontext.

Hoe nu verder?
Medewerkers vinden vooral het creatief bezig zijn met het vastleggen en delen van (positieve) ervaringen een leuk proces. Niet alleen om er zelf mee bezig te zijn, maar ook door de positieve reacties en de waardering die ze hierop krijgen van hun collega’s, belangrijke anderen en bewoners. Het bespreken van positieve ervaringen is om dezelfde reden vaak een leuke exercitie.

Uitdagingen
Hoewel ‘Ervaringen in de praktijk’ vooral veel positieve initiatieven heeft opgeleverd, zowel rond het vastleggen, delen en bespreken van ervaringen als rond het creëren van kansen voor leefplezier, zijn er ook uitdagingen te noemen.

Allereerst worden vooral positieve ervaringen vastgelegd en gedeeld. Dit is ook logisch, omdat het vastleggen en delen van positieve ervaringen direct iets oplevert, zoals positieve reacties en waardering. De uitdaging is om ook negatieve ervaringen vast te leggen en te delen. De verwachting omtrent het delen van negatieve ervaringen is misschien dat je naast het ervaren van een gebeurtenis ook nog een reactie krijgt die negatief is. Van het bespreken van negatieve ervaringen kunnen we natuurlijk heel veel leren, maar het bespreken gebeurt vaak pas op een later moment.

Ten tweede kost het vastleggen, delen en bespreken van ervaringen tijd. Tijd die bovenop de andere werkzaamheden komt. Tijd die er niet altijd is. De uitdaging is daarom om na te denken over welke dingen zouden kunnen worden vervangen door het werken met ervaringen: wat gaan we niet meer doen? Medewerkers geven aan dat het vastleggen, delen en bespreken van ervaringen weinig prioriteit heeft in tijden van drukte en stress. In deze gevallen valt men snel weer terug in de taakgerichte modus.

Nog veel te ontdekken
In het project ‘Ervaringen in de praktijk’ hebben we pionierswerk verricht en veel geleerd. Er zijn veel kleine stappen gezet, zo dicht als mogelijk op de dagelijkse zorgpraktijk, die grote veranderingen in perspectief hebben opgeleverd. Er is nog veel om te ontdekken omtrent het werken met ervaringen. Het proces van vastleggen, delen en bespreken van ervaringen is wellicht wel nooit af. Wat we in de teams hebben gezien is dat de grote meerwaarde zit in het delen van ervaringen. Leyden Academy moedigt u aan om dat te blijven doen. Samen weten we namelijk veel meer dan alleen.

Klik hier voor het eindverslag van dit project.

Narratieve verantwoording in de praktijk

In januari 2020 is het 2-jarige project ‘Narratieve verantwoording in de praktijk’ van start gegaan bij zorgorganisaties Respect en ZZG Zorggroep. Het project, dat mede mogelijk wordt gemaakt door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft als doel een concept-methode te ontwikkelen om vanuit talloze positieve en negatieve ervaringen in de dagelijkse zorgpraktijk te komen tot een betrouwbaar beeld van de kwaliteit van zorg.

Het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg uit 2017 benadrukt het belang van het ervaren welbevinden van bewoners, belangrijke anderen en zorgmedewerkers bij het in kaart brengen van de kwaliteit van zorg. Deze vorm van kwaliteit zit verborgen in de verhalen (narratieven) van deze mensen over hun ervaringen. Het Kwaliteitskader moedigt aan om deze ervaringen mee te wegen, maar omschrijft niet hoe dit moet gebeuren. We hebben een basis voor het werken met narratieven gelegd in de eerste pilot Leefplezierplan voor de zorg. In het deelproject Narratieve verantwoording in de praktijk zijn we verder gegaan met de ontwikkeling van de methode Ervaringen Centraal; een methode waarin het werken met ervaringen structureel deel uitmaakt van de dagelijkse evaluatie van kwaliteit van zorg door medewerkers, bewoners en naasten, en het kwaliteitsbeleid van een organisatie.

Doeboek en video’s
Om medewerkers van zorgorganisaties te ondersteunen, hebben we een Doeboek, speelkaarten en een videoreeks ontwikkeld. De video’s bevatten uitleg, voorbeelden en vragen rondom de Ervaringen Centraal-methode en de ervaringencyclus. Zo krijgen kijkers inzicht in wat het werken met ervaringen inhoudt en oplevert. De reeks bestaat uit zes korte video’s:
  1. Verhalen voor kwaliteitsverbetering in het verpleeghuis. In deze video vertellen kwaliteitsmanager Roland en verzorgende Mike wat het werken met Ervaringen Centraal voor hen betekent.
  2. Ervaren. In deze video leggen we uit hoe je je bewust kunt worden van wat je meemaakt
  3. Delen. In deze video vertellen we hoe je anderen deelgenoot kunt maken van jouw ervaring
  4. Reflecteren. In deze video zie je hoe je aan de slag kunt met de vraag: ‘Wat vinden we en leren we van de ervaringen?
  5. Handelen. In deze video lichten we toe waarom het belangrijk is om de geleerde lessen uit de reflectie uit te gaan proberen in de praktijk.
  6. De SenseMaker®-VPH app. In deze video vertellen we over het gebruik van de SenseMaker®-VPH app; een app om ervaringen vast te leggen en terug te zien.

Kwaliteitsverbetering
Bij de zorgorganisaties leidde de methode onder meer tot uitwisseling van informatie die aansluit bij de leefwereld van medewerkers, nieuwe manieren van leren en ontwikkelen in de teams en handvatten voor managers en bestuurders om narratieve informatie te gebruiken voor kwaliteitsverbetering en -verantwoording. Wil je dit ook realiseren in jouw organisatie? Lees dan meer over Ervaringen Centraal in het eindverslag van ons project. Samen met andere onderzoeksorganisaties schreven we een opiniestuk over het gebruik van verhalen voor kwaliteitsverbetering.

Neem voor meer informatie contact op met Josanne Huijg.

Leefplezierplan op locatie


Wat gebeurt er als je het leefplezier van bewoners als vertrekpunt neemt in de ouderenzorg? En hoe zorg je ervoor dat persoonlijke ervaringen een plek krijgen in de verantwoording van kwaliteit? Deze vragen stonden centraal in het project Leefplezierplan voor de zorg. Na deze eerste positieve ervaringen op teamniveau, is het vervolgproject ‘Leefplezierplan op locatie’ gestart, een experiment om ook op locatieniveau zo te werken en met de betrokken partijen te komen tot een werkbare verantwoording van kwaliteit waarbij leefplezier centraal staat. Het Verbonden-team van Leyden Academy heeft het onderzoek begeleid.

Actieonderzoek op twee locaties
Van juni 2019 tot eind 2021 is het leefplezierplan op twee complete locaties ingevoerd: bij verpleeghuis Den Es in Varsseveld (Gelderland) van Stichting Azora en locatie Vita in Rijen (Noord-Brabant) van Zorggroep Elde Maasduinen. Onderzoekers van Leyden Academy verzorgen trainingen op deze locaties, om medewerkers vertrouwd te maken met de leefplezier-benadering. Vervolgens wordt deze werkwijze in beide locaties doorgevoerd. Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen, zijn bijvoorbeeld: hoe ziet een elektronisch cliëntendossier (ECD) eruit als je leefplezier centraal stelt? Welke gevolgen heeft deze werkwijze voor de aansturing van medewerkers, de zorginkoop en de besteding van middelen?

Alle relevante belanghebbenden aan tafel
Tijdens het actieonderzoek zijn de meest relevante belanghebbenden – de zorgkantoren van Menzis en Coöperatie VGZ, het ministerie van VWS, de Nederlandse Zorgautoriteit, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het programma KIK-V van Zorginstituut Nederland – samen op zoek gegaan naar de consequenties van een zorgverlening die uitgaat van leefplezier voor de in- en externe verantwoording van kwaliteit. Bij alle partijen leeft de overtuiging dat deze kwaliteit in de ouderenzorg niet alleen zit in goede medische zorg en een veilige en hygiënische leefomgeving, maar juist ook in het creëren van waardevolle ervaringen en betekenisvolle ontmoetingen voor bewoners in de laatste fase van hun leven. De vraag is alleen hoe je deze narratieve kwaliteit, die zich niet zomaar laat meten of tellen, kunt vastleggen en aantonen. Het Leefplezierplan doet een eerste aanzet.

Naar een werkwijze die in alle zorgorganisaties kan worden toegepast
Bijzonder aan het project Leefplezierplan op locatie is dat alle partijen meedoen die toezien op de kwaliteit van zorg. Elke instantie is vertegenwoordigd in de stuurgroep waarin uitdagingen die op de werkvloer boven water komen, worden besproken en waar mogelijk opgelost. Door samen na te denken over normatieve en narratieve verantwoordingskaders, wordt toegewerkt naar een werkwijze die in alle zorgorganisaties kan worden toegepast en waar een onmiskenbare stimulans vanuit gaat voor persoonsgerichte zorg met een focus op leefplezier. Het streven is hierbij om het voor zorgmedewerkers zo eenvoudig mogelijk te houden en de narratieve verantwoording niet te ‘stapelen’ bovenop de huidige registratielast.

“Twee jaar geleden was ik ook iemand met ‘oogkleppen’ op, ik richtte me vooral op het uitvoeren van de zorgtaken. Voor mij is wat dat betreft eigenlijk alles veranderd. Dat heeft heel veel gedaan met mijn werkplezier. Het voelt niet meer als iets wat ‘moet’. Ook al hebben we een route, het voelt niet meer als een lijst die ik af moet werken. Ik vind het nu gewoon leuk om te doen.” – Medewerker

Leefplezier in boek en beeld
Het Leefplezierplan-boek is uit! Naast een schitterend beeldessay van fotograaf Janine Schrijver, staat het bomvol verhalen, praktische tips en dilemma’s. Het boek gaat over het organiseren van persoonsgerichte zorg met leefplezier voor ouderen, hun verwanten en werkplezier voor zorgverleners en is uitermate behulpzaam voor teamleiders, managers, bestuurders en beleidsmakers. Op 10 mei ging zowel het boek als onderstaande film in première op het Leefplezierplan op locatie-congres dat bij Coöperatie VGZ in Arnhem plaatsvond. Op deze dag stonden onder andere prof. dr. Tineke Abma en Theo van Uum stil bij Leefplezier in de breedste zin van het woord en ging men in gesprek over onder andere de samenwerking met naasten, verantwoording, opleiding en het ECD. Klik hier voor een nieuwsbericht naar aanleiding van het congres.

Meer lezen?

  • In november 2021 deelde het team van Azora, locatie Den Es hun ervaringen met het leefplezierplan in dagblad De Gelderlander.
  • In juli 2021 schreef projectleider Annet van Harten een reflectie op het verantwoorden van goede zorg in onze kwartaalnieuwsbrief Leefplezier in de ouderenzorg.
  • In april 2021 deelden we de tussentijdse ervaringen vanuit Zorggroep Elde Maasduinen, waar aan de hand van vier pijlers verder wordt gewerkt aan de borging van leefplezier in de organisatie.
  • Artikelen die in oktober 2019 bij aanvang van het project verschenen op de websites van Zorgvisie en Waardigheid en Trots.

Kijk voor meer informatie op leefplezierindezorg.nl of neem contact op met Josanne Huijg.

Benaderen van ouderen en intergenerationele steun

In het onderzoek naar intergenerationele zorg besteedt Jolanda Lindenberg aandacht aan de paradoxale eisen in het publieke debat en de verwachtingen van ouderen zelf over de zorg voor ouderen. Vanuit een linguïstisch-antropologische invalshoek heeft zij veldonderzoek gedaan in een verzorgingshuis en een buurthuis in Amsterdam waarbij ze de zorgvragen, de zorgverlening, het zorgnetwerk van ouderen, hun sociale positie en identiteit in kaart brengt. Vragen als ‘Wat verstaan ouderen onder zorg?’, ‘Hoe vragen ouderen om steun en zorg?’ en ‘Bij wie doen ze dit dan het liefst?’ staan centraal. De antwoorden zullen duiding geven aan de conceptualisering van ouder worden, zorg, zorgvragen en intergenerationele steun.

Uit Jolanda’s onderzoek komen artikelen voort en is een wetenschappelijk boek in voorbereiding met als werktitel ‘The Language of Ageing’. Hierin gaat zij in op het taalgebruik rondom ouderen en hoe dit van invloed is op hun sociale identiteit, hoe zij zich positioneren ten opzichte van anderen en hoe zij hulp en steun vragen en aanbieden.

Meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met Jolanda Lindenberg.

Intergenerationeel wonen

Uit ons eerder onderzoek blijkt; diepgaand contact waarbij je elkaar als persoon leert kennen helpt om negatieve beeldvorming te doorbreken. Samenwonen lijkt daarmee een belangrijke manier te zijn om vooroordelen en stereotypen te doorbreken.

Bij Woongemeenschap Eikpunt in Lent voeren we een kwalitatief, etnografisch onderzoek uit naar beeldvorming van en over ouderen in de context van intergenerationeel wonen. Eikpunt is een woongemeenschap met bijna 100 bewoners, opgezet als een wijkje met zelfstandige huur- en koopwoningen, een kleine woongroep en gemeenschappelijke binnen- en buitenruimtes. Het samenleven in de woongemeenschap rust op de pijlers duurzaamheid, stilte, gemeenschapszin en meergeneratiewonen. De bewoners van Eikpunt streven bewust een leeftijdsbalans na waarbij alle leeftijden vertegenwoordigd zijn, zodat personen van verschillende generaties een bijdrage aan de woongemeenschap kunnen leveren en elkaar zorg, steun en inspiratie bieden.

Meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met Belia Schuurman.

Slowdates, intergenerationeel debat

Bij Slowdates worden diverse jongeren en ouderen met elkaar in contact gebracht. Er wordt serieus gepraat en ook heel veel gelachen. In de loop van de middag heeft men elkaar een beetje beter leren kennen. Per keer wordt een thema en een werkvorm gekozen, en is er een proeverij. De thema’s zijn bijvoorbeeld geld, reclame en beïnvloeding, vooroordelen, mode en zomervakantie. De werkvormen kunnen variëren van pitches, kringgesprek, tweegesprekken, vragen, creatieve uitspatting etc. Er wordt gestreefd naar een evenwicht tussen diepgang en afwisseling, lichtvoetige en serieuze gesprekken. In de pauze is er een proeverij, verzorgd door de andere generatie. Energiedrankjes, broodje bapao, noedels en advocaatjes met slagroom zijn al voorbij gekomen.

Slowdates is opgezet door de Gruitpoort, een creatieve broedplaats in de Achterhoek. Op verzoek van de initiatiefnemer hebben onderzoekers van Leyden Academy gekeken naar de opzet en uitvoering van Slowdates. Hieruit komt onder andere het volgende naar voren: “In de huidige opzet zijn de Slowdates een werkvorm die een duidelijk intergenerationeel doel beoogt en er ook in slaagt dit waar te maken tijdens de bijeenkomsten. Mensen van verschillende generaties en met verschillende achtergronden komen samen, gaan het gesprek met elkaar aan en leren van elkaar. Dat de intergenerationele dialoog zo goed tot stand komt is zeker te danken aan een gespreksleiding die de deelnemers goed aanvoelt en het vertrouwen van de deelnemers geniet. Ook de diversiteit aan jongere en oudere deelnemers houdt het gesprek levendig. Veelzijdigheid en flexibiliteit lijkt de kracht van de werkvorm van de Slowdates te zijn: de opzet van een begeleide bijeenkomst in informele sfeer biedt ruimte voor creatieve invullingen, diepgang waar nodig en luchtigheid waar gewenst.”

Iedere 1e en 2e maandag van de maand zijn er van 15.00-17.00 uur Slowdates in het Jongerencentrum van de Gruitpoort in Doetinchem.
Klik hier voor meer informatie.

Foto’s beschikbaar gesteld door de (amateur)fotografen van de Gruitpoort, waaronder R. Falke.

Bewegen in het verpleeghuis

Voldoende beweging is gezond voor iedereen. Ook voor de bewoners van verpleeghuizen is het belangrijk om actief te blijven: het heeft een positief effect op de gezondheid en verkleint het risico op valincidenten en depressie. Bewegen kan ook veel plezier geven. Toch zijn in de Nederlandse verpleeghuizen negen van de tien bewoners inactief, terwijl zij vaak graag nog willen en kunnen deelnemen aan activiteiten en algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd doet dan ook een beroep op de zorgsector om structureel bewegen op te nemen in het zorgaanbod. Voordat we ons als Leyden Academy richten op eventuele interventies en programma’s om bewoners van zorginstellingen te activeren, wilden we onderzoeken hoe het eraan toe gaat in diverse organisaties voor ouderenzorg en van de medewerkers horen wat hun ervaringen zijn. Wat doen bewoners in een zorginstelling gedurende de dag, komt dat overeen met het beleid, welke belemmeringen liggen op de loer en waar liggen kansen om bewoners te activeren?

We hebben de volgende drie onderzoeken in zorgorganisaties uitgevoerd:

  1. Beweeginterventie ActiVite
    Dit betrof een experiment in 2017 en 2018 bij twee locaties van ActiVite, gericht op het stimuleren van meer bewegen op basis van de interesses, wensen en verlangens van bewoners. De activiteit werd gemeten met een activity-tracker. Bewoners die activiteiten kregen aangeboden die aansloten op hun persoonlijke voorkeuren werden actiever, terwijl bewoners die het reguliere aanbod voorgeschoteld kregen juist minder actief werden. Klik hier voor het rapport.
  2. Bewegen in de zorginstelling
    Dit onderzoek omvatte een serie observaties en interviews in 2017 en 2018 in negen zorginstellingen waar verpleeghuiszorg geboden wordt (psychogeriatrie en somatiek) om het beleid en de daadwerkelijke (in)activiteit, de ervaringen van zorgpersoneel en eventuele knelpunten in kaart te brengen. Klik hier voor het rapport.
  3. Roomburgh Actief
    Ook in dit onderzoek bij zorgcentrum Roomburgh in 2019 is ingezet op het verleiden van bewoners tot meer deelname aan activiteiten op basis van hun interesses, wensen en verlangens, maar dan gericht op somatiek. In dit onderzoek lag de nadruk meer op de methode van het inspelen op de voorkeuren van individuele bewoners. Klik hier voor het rapport.


Vier kansen voor verbetering
Uit ons onderzoek blijkt dat er veel kansen zijn om verpleeghuisbewoners te stimuleren om meer in beweging te komen. Om dit te bereiken, kunnen vier belemmeringen worden weggenomen:

  • De (fysieke en sociale) omgeving in een verpleeghuis stimuleert vaak niet of nauwelijks tot activiteit. Dat zien we vooral bij kleinschalig wonen binnen de psychogeriatrie. Hier wonen ouderen die nog best actief zouden kunnen zijn, maar vaak duttend in de gedeelde ruimte worden aangetroffen. Logisch, want in die ruimte staan vooral stoelen en banken en alles staat netjes opgeborgen in de kast. Wat er buiten de ruimte te doen is, is niet zichtbaar of de route naar buiten is niet duidelijk voor de bewoners. Een verzorgende uit ons onderzoek: “Als je de woonkamer binnenkomt, dan zie je sowieso al vijf á zes mensen slapen. Dat is dan ook wel weer een punt waar we iets aan kunnen doen.”
  • De (de perceptie van) tijdgebrek bij medewerkers beperkt de activiteit bij bewoners. Hoewel bewoners in veel gevallen (een deel van) de ADL-taken en andere activiteiten zelf zouden kunnen en willen uitvoeren, worden deze vaak uit handen genomen. Vooral bij het wassen en aan- en uitkleden wordt omwille van de tijd veel door de medewerkers gedaan. Rond de maaltijden worden bewoners vaak niet betrokken bij het boodschappen doen, de (voor)bereiding van de maaltijd, het tafel dekken en afruimen en de afwas. Een verzorgende: “Er is een dagschema waar we ons aan moeten houden. Als mensen zichzelf gaan wassen, duurt het allemaal te lang.”
  • Een strikte taakopvatting belemmert de integrale aanpak van inactiviteit. Hoewel veel organisaties zeggen de oudere bewoner centraal te stellen, zijn zorg, therapie en activiteiten vaak nog niet goed op elkaar afgestemd. Medewerkers voelen zich vooral verantwoordelijk voor hun primaire taken, waardoor deze centraal komen te staan in plaats van de bewoner. Integratie van taken kan leiden tot meer activiteit, die bovendien beter kan worden afgestemd op de mogelijkheden, interesses, wensen en verlangens van de bewoner. Een fysiotherapeut: “Ik heb op school gezeten om mensen te behandelen en niet om activiteiten te begeleiden.”
  • Door het onvoldoende kennen van de bewoner kan niet goed worden ingespeeld op hun individuele interesses en verlangens met betrekking tot activiteiten. Die vinden nu vaak plaats op vaste dagen, tijden en locaties en zijn niet altijd passend voor elke bewoner. Soms is bij de intake aandacht voor de (oude) voorkeuren van bewoners, maar er worden zelden activiteiten aangeboden die hierop ingaan. Ook wordt hier na de intake geen structurele aandacht meer aan besteed, terwijl de interesses, wensen en verlangens in de loop van de tijd kunnen veranderen. Hier liggen veel kansen voor organisaties en hun medewerkers om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan het leefplezier van hun bewoners. Een activiteitenbegeleider: “Ik zou leefplezier voorop willen zetten. Iemand wilde bijvoorbeeld naar IKEA. Wie denkt daar nou aan? Dan moeten we eigenlijk lekker naar IKEA en daar samen gaan rondlopen.

Conclusie
Er kan veel bewegingswinst worden behaald door een andere inrichting van de (fysieke en sociale) omgeving. Bijvoorbeeld door zicht te bieden op ruimtes waar men vrij naartoe kan gaan door open of transparante deuren, of door spelletjes op tafel in het zicht te laten staan. Ook kan er beter worden ingespeeld op de interesses en verlangens van bewoners. Medewerkers kunnen hun taken onderling beter integreren en afstemmen op de individuele bewoner. Ten slotte mag er meer aandacht komen voor de kansen om bewoners te betrekken bij (I)ADL-taken. Bewegen wordt zo veel meer onderdeel van het dagelijks leven van de bewoner en komt los te staan van de taakopvatting van de medewerkers over zorg en welzijn.

Meer weten over dit onderzoek? Lees de blog op Skipr of neem contact op met Josanne Huijg

Aard en omvang ouderenmishandeling

Met het ouder worden nemen de hulpbehoevendheid en kwetsbaarheid toe. Een vergrijzende samenleving vraagt om beleid waarin aandacht is voor de positie van ouderen. In het Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het veilig ouder worden in doelstellingen geformuleerd, waarbij de focus op de problematiek rondom ouderenmishandeling ligt.

Het fenomeen ouderenmishandeling is zeer breed en kan zich voordoen in vele gradaties van ernst, intenties en verschijningsvormen. Toenemende kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de oudere kan veel van naasten vragen. Zij kunnen extra belast worden met zorgtaken. Soms is er dusdanig sprake van onmacht dat het gedrag jegens de oudere schadelijk is, en de oudere de gevolgen ondervindt. In een dergelijke situatie kan gesproken worden van ontspoorde mantelzorg. Er kan ook sprake zijn van iemand in de omgeving van de oudere die bewust misbruik maakt van diens toenemende kwetsbaarheid en de oudere bijvoorbeeld geld of bezittingen afhandig maakt. Of er kan sprake zijn van gespannen familierelaties waarin iemand – uit gewoonte of onvrede – schadelijk gedrag tegen de oudere vertoont.
Ouderenmishandeling speelt zich vaak in gesloten kring af en gaat gepaard met angst of schaamte, waardoor zowel de ouderen als de naasten het niet snel bespreekbaar maken. Hierdoor hebben we weinig actuele kennis over de aard en omvang van ouderenmishandeling.

Tegen deze achtergrond heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum, op verzoek van het ministerie van VWS, Regioplan opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de aard en omvang van ouderenmishandeling in een drietal gemeenten van verschillende omvang. Regioplan heeft het onderzoek in samenwerking met Avans Hogeschool en Leyden Academy in 2017 en 2018 uitgevoerd. De resultaten vindt u hier.